Tweede scherm behorend bij hoofdstuk 6:
- Pagina 82
- Pagina 83
De witte droom van elke snowboarder: helikopter snowboarden in Brits Columbia:
Pensionado’s op Antarctica (hoofdstuk 6)
We hadden in Nederland al besloten Antarctica op te nemen in het reisplan, ondanks het feit dat die trip ongeveer een kwart van het reisbudget opslokte en slechts 5 procent van de reistijd in beslag nam. Antarctica is het eenvoudigst en snelst te bereiken vanuit Ushuaia, vanwaar het nog ‘slechts’ een 1000 kilometer varen is. De haven van Ushuaia ligt vol met expeditieschepen die dagelijks toeristen naar Antarctica vervoeren.
Wij gingen ook zo’n expeditie doen en voordat we vertrokken, dienden we ons eerst in een hotel in Ushuaia te melden voor de briefing. Daar aangekomen dachten we in eerste instantie dat we verkeerd zaten. Waren we per abuis beland bij het jaarlijkse uitje van Huize Avondrust? We zagen rollators en wandelstokken, zeker de helft van de aanwezigen had een gehoorapparaat en de haarkleur was overwegend grijs. Om het in één zin samen te vatten: een groep gepensioneerden van gemiddeld zeventig jaar oud, met uitschieters van boven de tachtig! Dat was niet wat we ons hadden voorgesteld bij een Antarctica-expeditie. Later op de boot zagen we gelukkig dat van de in totaal honderd passagiers er zo’n twintig jongeren waren, en met ‘jongeren’ bedoel ik mensen tussen de dertig en vijftig.
De voornaamste reden waarom er zo veel gepensioneerden aan boord zaten, was dat de grote meerderheid van de groep Amerikaans was. Aangezien ik net voor een Amerikaans bedrijf had gewerkt, wist ik dat veel Amerikanen pas voor het eerst langer dan een week op vakantie gaan wanneer ze de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Mijn Amerikaanse collega’s hadden maar twaalf vakantiedagen per jaar. En hoewel zoiets nooit direct werd uitgesproken, voelde je de jaloezie op buitenlanders, Europeanen in het bijzonder. Je zag dat ze wilden zeggen: ‘Jullie luie Nederlanders met jullie 28 vakantiedagen en wij maar 12, het is een schande. Ze zouden die dagen moeten intrekken en direct de wetten in jullie land moeten veranderen.’ Maar in plaats daarvan zeiden ze beleefd: ‘Wow, that’s great, 28 holidays, you guys are lucky to live in such a great country!’
We hadden een elfdaagse Antarcticareis geboekt, maar dag één bestond uit een rondrit per (bejaarden)bus door de omgeving van Ushuaia, welke we maar oversloegen. De dag erna scheepten we tegen de avond in. Dag elf zou eindigen om zes uur in de ochtend, wanneer de boot weer in de haven van Ushuaia zou aankomen, en zo maak je in de brochure een elfdaagse reis van een reis die feitelijk maar acht dagen duurt. De eerste dag aan boord kregen we opnieuw een briefing, waarbij werd uitgelegd hoe het reilde en zeilde op het schip. De groep werd gevraagd wie met deze reis het zevende (en dus laatste) continent zou aandoen. Een aantal handen ging omhoog en ik realiseerde me op dat moment dat dat voor mij en mijn vriendin ook gold. Wij bleken continentenverzamelaars te zijn, zonder dit te beseffen!
Na de briefing volgde de verplichte oefening van de noodprocedure, waarbij iedereen na het horen van een alarmbel de zwemvesten moest aantrekken en zich zo snel mogelijk naar de reddingssloepen moest begeven. Dat duurde even, gezien de leeftijd van de meeste opvarenden, en op dat moment bedacht ik dat het feit dat de meerderheid hoogbejaard was ook zo zijn voordelen bood. Mocht er zich een noodsituatie voordoen, dan zou ik toch zeker niet als laatste een plekje in de reddingssloep bemachtigen!
Terwijl een begeleider uitleg gaf over het betreden van die sloepen, zag ik dat het hele verhaal voorbij leek te gaan aan een minstens tachtigjarige die naast mij stond. Ik vroeg me af of dat kwam doordat zijn beide gehoorapparaten te zacht stonden, of dat hij wellicht dacht: als het zover is, dan is mijn tijd wel gekomen. Zijn vrouw besteedde er ook weinig aandacht aan; die zat te breien. Dat konden nog gezellige avonden gaan worden met die bejaardenclub.
Om Antarctica te bereiken voeren we via het Beaglekanaal en vervolgens gingen we de Drake Passage op: de zee die tussen het zuiden van Argentinië en Antarctica ligt en bekendstaat als de ruigste zee ter wereld, met golven van wel 25 meter hoog. En de overtocht duurt, afhankelijk van de omstandigheden, zo’n 45 tot 50 uur. Zeeziekte is een niet-zeldzaam fenomeen tijdens die overtocht en we hadden dan ook een behoorlijke hoeveelheid pillen tegen zeeziekte ingeslagen. Op de heenweg bleken we geluk te hebben: een zeldzaam rustige Drake Passage zorgde ervoor dat we na een overtocht van 40 uur al aankwamen. Zowel voor de kapitein als voor de expeditieleider was dit een record. Nog steeds een behoorlijk lange overtocht natuurlijk, maar je hoefde je aan boord geen moment te vervelen. De reisdagen werden gevuld met informatieve lezingen, films en vooral veel eten. Er waren verscheidene deskundigen aan boord, zoals geologen, zoölogen, vogeldeskundigen, historici, die elk over hun gebied van expertise lezingen hielden en uitleg gaven. Dat klinkt misschien saai, maar dat was het niet.
Voor aankomst op Antarctica kende ik dan ook alle achttien pinguïnsoorten die er op de wereld bestaan, en wist ik ze zelfs van elkaar te onderscheiden. Ook wist ik dat albatrossen de vogels zijn met de grootste vleugelspanwijdte ter wereld (wel 3 meter) en wist ik dat de Noor Amundsen de eerste was die in 1911 voet zette op de zuidpool, na een nek-aan-nekrace met de Engelsman Scott. Scott arriveerde er slechts een paar weken later. Na enkele maanden de meest verschrikkelijke ontberingen te hebben moeten doorstaan en alles wat ook maar enigszins eetbaar was te hebben moeten eten om in leven te blijven, zoals de meegenomen honden, zag Scott bij aankomst tot zijn grote frustratie de Noorse vlag daar al staan. Dat moet ongetwijfeld de laatste motivatie tot overleven hebben weggenomen. Op slechts 11 kilometer van het basiskamp bezweek hij aan de honger en weersomstandigheden. Spannende verhalen dus, en bij aankomst op het zevende continent voelde ik me al een behoorlijke Antarcticakenner.
Wat echter de meeste Amerikaanse reizigers het spannendst vonden, of waar ze in elk geval de meeste interesse in toonden, was het eten. Veel eten. Vaak eten. Antarctica-expedities richten zich immers vooral op de Amerikaanse toerist. Uitgebreid ontbijt, driegangenlunch, viergangendiners en tussendoor diverse thee- en koffiebreaks met gebak en andere zoetigheden. Dit was bepaald niet te vergelijken met de ontdekkingsreizen van Amundsen en Scott. Tijdens een van de maaltijden vroeg een Amerikaanse vrouw bij ons aan tafel ons of we al eerder een cruise hadden gemaakt. Een cruise? Wij waren in de veronderstelling dat dit een expeditie was. Althans, zo was het ons in de brochure verkocht. Maar gezien de maaltijden en verdere verzorging had het wel iets weg van een cruise. En het feit dat meerdere malen per dag je hut werd opgeruimd en je bed werd opgemaakt (inclusief chocolaatje op je kussen) was wel prettig, maar haalde toch het idee van een avontuurlijke expeditie wat onderuit.
Eenmaal aangekomen op Antarctica werden we zo snel mogelijk klaargestoomd voor de eerste ‘landing’. Bij een Antarctica-expeditie draait het eigenlijk allemaal om ‘landingen’ en ‘zodiaccruises’. Bij een landing werden we, in groepjes van tien, per zodiac aan land gebracht. Zodiacs zijn die gemotoriseerde rubberboten waarmee je vroeger Greenpeace achter schepen aan zag jagen. Bij zodiaccruises ga je een stuk varen per zodiac, bijvoorbeeld om ijsbergen van dichtbij te bekijken, want dat doet men – om redenen die bekend verondersteld mogen worden – niet graag met het moederschip. Precies een jaar na onze expeditie deed de MS Arctic Explorer dat wel en dat is niet goed afgelopen: het schip raakte een ijsberg en zonk. Wel zijn alle 154 opvarenden door andere expeditie/cruiseschepen opgepikt, maar dit is niet direct het continent waar je graag lang aan wal bivakkeert of in een reddingssloep ronddobbert.
Bij onze eerste landing stonden we direct oog in oog met zeeolifanten, leopard– fur– en andere seals en uiteraard pinguïns. Voor de geïnteresseerden: Chin-strap pinguïns en Gentoo pinguïns, die ik zelf herkende want ik had goed opgelet. Niet enkele, niet tientallen of honderden, maar wel duizenden! Het leek wel een plaag. Maar wat een gave beesten waren dat. We hebben urenlang alleen maar naar het gedoe van al die beestjes zitten kijken, geweldig. Vanaf dat moment was de pinguïn mijn favoriete dier.
Dieren op Antarctica bleken totaal niet bang te zijn voor mensen. Dat was niet omdat op Antarctica het toerisme zo was toegenomen dat de dieren inmiddels aan mensen gewend waren geraakt, maar omdat de dieren op Antarctica aan land geen natuurlijke vijanden hebben en daar voor niets of niemand bang zijn. Je moest bijna oppassen niet op een pinguïn te gaan staan. Het aantal toeristen dat naar Antarctica gaat, neemt overigens wel jaarlijks toe. In het jaar dat wij het continent aandeden – 2007 – was dat zo’n 25.000 per jaar, maar in vijf jaar tijd is dat aantal verdubbeld. Nu valt mij dit aantal, voor een continent dat groter is dan Australië of Noord-Amerika, nog steeds erg mee. Een zomers weekend in Volendam heeft net zo veel bezoekers. Van drommen toeristen is dan ook nog geen sprake en alles wordt nauwkeurig gemanaged. Zo is het aantal plekken waar überhaupt mag worden geland zeer beperkt en er wordt absoluut niets achtergelaten op het continent. En vanzelfsprekend weerhoudt het prijskaartje van ettelijke duizenden dollars per persoon de massa ervan een dergelijke reis te boeken.
Aan het eind van elke dag was er een re-cap, waarbij geëvalueerd werd wat we die dag allemaal hadden gezien, met tekst en uitleg door de verschillende aanwezige deskundigen. Na de re-cap werd het programma voor de volgende dag alvast doorgenomen, dat steevast met een wake-up call om halfzes begon, zodat om halfzeven de eerste landing kon worden gemaakt. Op de dag waarop we onze eerste landing hadden gehad, vroeg een medereizigster – tot mijn grote verbazing en die van de expeditieleiders – of ze zich bij iemand moest afmelden als ze niet meer wilde meedoen met de landingen en op het schip wilde achterblijven. ‘Nee, dat hoeft niet, maar je hebt verdomd veel geld betaald om hier te zijn dus ik zou maar meegaan,’ luidde ongeveer het antwoord van de expeditieleider.
De volgende dag waren er twee landingen, waarvan een in de krater van een vulkaan, die je daar ook bleek te hebben. Dit was Deception Island. Begin vorige eeuw werd die plek als basis voor de walvisvaart gebruikt en op een goed moment (goed voor de walvisvaarders, minder goed voor de walvissen) lagen er wel 6000 dode walvissen op dat strand. De enorme kookketels en nog wat restanten van walviskarkassen waren stille getuigen van die slachtpartijen. Doordat het eiland een werkende vulkaan was – als je je hand in het zand stopte, werd die lekker warm – kon je daar zelfs zwemmen. Dit leek me stoer: zwemmen op Antarctica. Het feit dat het halve bejaardenhuis ook gewoon zonder angst of gêne in grote witte onderbroeken het water in ging, maakte het weliswaar direct een stuk minder stoer, maar toch: niet veel mensen kunnen zeggen op Antarctica te hebben gezwommen.
Terug aan boord had ik het genoegen bij de lunch naast de vraagstelster van de vorige dag plaats te nemen. Ik vroeg haar of ze nog mee was geweest die dag. Nee, ze was lekker in haar bed blijven liggen. Ze had eenmaal voet aan wal gezet, ze had pinguïns gezien en had er foto’s van, en als het daarbij zou blijven, was haar expeditie al geslaagd. Ze bleek een landenverzamelaar! Het ging er haar uitsluitend om ‘er geweest te zijn’. Om een kruisje te kunnen zetten.
De dagen erna maakten we diverse fantastische zodiaccruises en landingen: blauwe ijsbergen, springende ‘scholen’ pinguïns en turquoise water waarin je meters diep onder je boot de zeehonden zag zwemen. Tijdens een van die tochten dobberden we in een baai die werd omringd door hoge wanden van ijs. Het was doodstil en het enige wat je af en toe hoorde, was het gedonder van neerstortend ijs en lawines ergens in de verte. Plotseling kwam op een meter of honderd van onze zodiac een bultrugwalvis met haar zoon (of dochter, zo ver ging mijn kennis nog niet) boven water. De moeder was zeker een meter of achttien lang, driemaal de lengte van ons rubberbootje. Ze zwommen rustig in de richting van onze zodiac, steeds bovenkomend om te ademen, waarbij ze luid en duidelijk van zich lieten horen. Op het moment dat de moeder op nog geen 5 meter van onze boot zwom, keek ik haar recht in haar oog aan… Adembenemend om zo dicht bij zo’n gigantisch schepsel in de buurt te zijn.
Die nacht stonden mijn vriendin en ik samen om een uur of twee op het dek. Het was nog steeds licht en dat zou het op deze breedtegraad ook de komende 24 uur blijven. In de verte zagen we twee walvissen uit het water springen. Ik had geleerd dat dat ‘breachen’ heet en dat de wetenschap er nog steeds niet achter is waarom walvissen dat doen. Het was in elk geval een fascinerend schouwspel. Zeker als je daar samen, bij klaarlichte nacht, in totale stilte als enige getuige van bent. Niet eerder had de natuur zo’n overweldigende indruk op me gemaakt. Van tevoren had ik me er niet goed een voorstelling van kunnen maken van hoe Antarctica eruit zou zien, hoe het zou zijn. Wit met iets van pinguïns, dacht ik. Het landschap en de dierensoorten bleken echter veel gevarieerder en vele malen indrukwekkender te zijn dan ik me had kunnen voorstellen.
Na een terugweg over de Drake Passage onder normale (lees: ruige) weersomstandigheden, arriveerden we in Ushuaia. Daar stonden de ziekenauto’s al klaar. Uit voorzorg, omdat tijdens de woeste overtocht nog wel eens een bejaarde passagier een arm of heup breekt. Dat verbaasde me niets, nadat ik zelf ook net een overtocht had meegemaakt met metershoge golven en een dansend schip. Zo’n Zuidpoolexpeditie is natuurlijk ook niet echt op het bejaarde lijf geschreven. Ik prees me dan ook opnieuw gelukkig dat ik al in mijn meest vitale jaren deze onvergetelijke reis had gemaakt en hiermee niet had gewacht tot mijn pensioen.
En omdat plaatjes meer zeggen dan duizend woorden hier nog wat Antarctica plaatjes: