Vegetarisch gehakt is geen gehakt, een pannenkoek geen koek en eetbaar papier geen wafel
Mensen die niet in de pensioenproblematiek thuis zijn, zullen denken: “Ja, dat lijkt me logisch, nou en?” Maar pensioenfondsen vechten vele juridische gevechten uit over dit soort ogenschijnlijke futiliteiten.
Het meest recente voorbeeld van zo’n bizar juridisch geschil is van een rechter die zich moest buigen over de vraag of een vegetarische gehaktbal wel een gehaktbal is. Omdat het pensioenfonds voor de vleeswarenindustrie (VLEP), meende dat dat wél zo was. En op die manier een bedrijf wilde dwingen bij haar klant te worden. VLEP was al eerder in het nieuws toen ze via de rechter probeerde een klant van pensioenfonds Horeca in te lijven. Ook toen gaf de rechter het fonds ongelijk. En VLEP is niet de enige.
Dat een pannenkoek geen koek is klinkt ook logisch. Maar nee, pensioenfonds Zoetwaren meende – wellicht verblind door het woord koek – dat een pannenkoek wél een koek is. Het sleepte een poffertjes- en pannenkoekenproducent voor de rechter. Ook hier verloor het pensioenfonds de zaak. En een hoop pensioengeld van de deelnemers… Maar weten die veel. Ook de ondernemer was een hoop tijd en geld kwijt. Enkel en alleen om klant te mogen blijven bij de pensioenuitvoerder die hij zelf gekozen had.
Eetbaar papier is geen wafel
Nog een voorbeeld. Het bedrijf Primus maakt al 100 jaar eetbaar papier en heeft een pensioenregeling. Pensioenfonds Zoetwaren meende dit bedrijf als klant te moeten inlijven en rechters moesten er aan te pas komen om te beslissen of eetbaar papier wel of niet een wafel is.
Stop de grote verplichtstelling
Voor je klanten vechten is goed. Maar via de rechter klanten dwingen van pensioenuitvoerder te wisselen kost alleen maar tijd en geld. Geld dat uiteindelijk door de – verplicht aangesloten – deelnemers wordt betaald. Maar daar niets over te zeggen hebben.
Nu we aan de vooravond staan van een nieuw pensioenstelsel, moet ook de zogenoemde grote verplichtstelling ter discussie gesteld worden. Voor de duidelijkheid: dat gaat er niet om óf mensen verplicht pensioen moeten opbouwen, maar dat de branche waarin je werkzaam bent, bepaalt bij wie je dat moet doen. Deze gedwongen winkelnering is niet meer van deze tijd. En misschien wel in strijd met de Europese wetgeving.
Tijd voor een nieuw pensioenstelsel
Bovengenoemde voorbeelden laten zien dat er veel kosten gemaakt worden om te bepalen bij wie een een bedrijf klant moet worden. Dat er grijze gebieden zijn die tot juridische conflicten leiden. Dat ondernemers gedwongen worden kosten te maken en daardoor soms failliet gaan. Laat die bedrijven zelf kiezen!
Een bijkomend voordeel als bedrijven kunnen kiezen bij wie ze hun pensioen onderbrengen, is dat pensioenuitvoerders gedwongen worden klantgericht én efficiënt te opereren. Want anders stappen bedrijven over naar een andere aanbieder. Uiteindelijk wordt iedereen beter van zo’n pensioenstelsel. Behalve advocaten natuurlijk…
Tot een jaar of vijf geleden blogde ik nog fanatiek over de oneerlijkheid in ons pensioenstelsel. Door de collectiviteit en vermeende solidariteit voelde jong en oud zich bestolen. Waarbij vooral de ouderen zich roerden, jongeren hadden geen idee. Ver van je bed, dus wie dan leeft…
Dus maakte ik me er maar druk over. Diverse opiniestukken hebben de pers gehaald en het resultaat mag er zijn: we gaan eindelijk toe naar een nieuw pensioenstelsel! Ok, dat is ‘iets’ teveel eer voor mijn blog. Veel te veel zelfs. Maar dat er iets gaat veranderen is goed nieuws. Vooral voor de jongeren. Ik ben overigens niet voor jongeren of tegen ouderen. Ik ben tegen oneerlijkheid. En ons pensioenstelsel is niet eerlijk. Maar dat gaat hopelijk beter worden. En met BrightPensioen proberen we ook een steentje bij te dragen.
Veel leesplezier, mocht je nog die oude blogs gaan lezen.
Jongeren zijn zwaar de dupe van ons huidige pensioenstelsel. Ze moeten een hoger percentage van hun salaris in de pensioenpotten storten dan de huidige gepensioneerden gedaan hebben, ze beginnen vier jaar eerder met het betalen van pensioenpremie dan de huidige gepensioneerden, ze moeten minimaal twee (maar in de praktijk nog meer) jaar langer werken voordat ze met pensioen mogen, en het resultaat is een pensioen dat naar schatting niet veel meer zal zijn dan 50 procent van het gemiddeld verdiende salaris,zo berekende Syntrus Achmeaeen jaar geleden al. Hoe duidelijk kan het zijn dat jongeren zwaar, zelfs zeer zwaar de dupe zijn van ons oneerlijke pensioenstelsel?
Toch zijn er ook geluiden van mensen die het tegendeel beweren. Twee weken geleden verscheen op het economenforum ‘Me Judice’ het stuk‘Eet ik het pensioen van mijn kinderen op? Wat een onzin!’van Prof. Dr. Joop Hartog (1946). Hartog probeert met eenonbegrijpelijke formule(voor mij althans, maar ik ben geen professor) duidelijk te maken dat hij niet teveel pensioen krijgt ten opzichte van de pensioenpremie die hij gedurende zijn carrière heeft betaald. En afgelopen week verscheen er een stuk in de Volkskrant met de titel‘Jongeren krijgen het net zo goed als babyboomers’van docent financiële economie Frank W. van den Berg (1948). Deze gooit het maar weer over de boeg van ‘de kunstmatig laag gehouden rekenrente’. Hij goochelt wat met cijfers en – dat weet deze visionair zelfs zeker – binnenkort gaat de rente omhoog en dan verdwijnen de pensioenproblemen als sneeuw voor de zon.
Ook pensioenfondsen proberen mensen met rekensommetjes gerust te stellen. Peter Borgdorff (1953), directeur pensioenfonds Zorg en Welzijn berekendein zijn blogdat een fictieve mevrouw Vermeer wel vijf maal zoveel aan pensioen ontvangt als zij ingelegd heeft. Twee maanden laterrekende hij aan de hand van mevrouw Van Hallvoor dat deze zelfs zes maal zoveel aan pensioenuitkering krijgt als ze ingelegd heeft. Zonder onderbouwing prognosticeerde Borgdorff dat dit voor jongeren nog steeds wel 3,5 maal zal zijn, maar op het verzoek dezelfde berekening voor een 25-jarige te maken kwam geen reactie. Pensioenfondsen beweren vaak dat het pensioen dat mensen krijgen maar voor 20 procent uit de inleg bestaat, en voor 80 procent uit het rendement dat het pensioenfonds heeft gemaakt. Misschien is dat zo voor de mensen die nu met pensioen gaan, maar voor jongeren die nu starten zeker niet. Dat jongeren zeer de dupe zijn toont het CPB aan in haar rapport ‘Voor- en nadelen van de doorsneesystematiek’. Hieruit blijkt dat jongeren voor bijna 100 miljard de ouderen subsidiëren. 100 miljard! Misschien is dit bedrag te groot om te bevatten, want ik heb n.a.v. dit rapport nauwelijks reacties van jongeren gezien of gehoord.
Ik zal daarom eens op een heel andere manier voorrekenen dat jongeren zwaar gedupeerd worden. We nemen een jongere die op zijn/haar 21ste gaat werken. Ik ga er vanuit dat de pensioenleeftijd 67 blijft (wat bijna niemand gelooft) en dat de resterende levensverwachting vanaf 67 gelijk blijft. De resterende levensverwachting is het aantal jaren iemand nog leeft na zijn 65ste. De resterende levensverwachting was in 2012 volgens het CBSvoor mannen en vrouwen vanaf 65 jaar gemiddeld 19,3 jaar dus vanaf 67 is dat 17,3 jaar. De levensverwachting van iemand van 21 ligt overigens lager – je kunt immers ook overlijden voor je 67ste – maar ik reken toch met 17,3 jaren. Ik houd namelijk ook geen rekening met de overlijdensrisicopremie en dat zal elkaar redelijk opheffen. Dat betekent dat deze jongere 46 jaar lang zal werken – en premie zal betalen – en daarna nog gemiddeld 17,3 jaar pensioen en AOW zal ontvangen.
Hoeveel betaalt hij (samen met zijn werkgever) daarvoor? De AOW premie is 17,9 procent over de eerste twee belastingschijven. Als pensioenpremie reken ik met 25 procent, hetgeen op dit moment een beetje het gemiddelde is van een aantal grote pensioenfondsen (ABP, PFZW, PMT). Welk percentage van het totale inkomen iemand exact betaalt, is niet voor iedereen gelijk. Het hangt namelijk af van de hoogte van het salaris, maar grof gezegd komt het erop neer dat deze jongeman zo’n 30 procent van zijn totale inkomen kwijt is aan pensioen- en AOW-premies. DERTIG PROCENT! Er wordt wel eens gezegd ‘je werkt één dag per week voor je pensioen’. Eén dag per week zou betekenen 20 procent, dus 30 procent komt overeen met anderhalve dag. Anderhalve dag per week werk je dus voor je pensioen. Nou ja, jouw pensioen, voor het grootste deel het pensioen van een ander, zal ik voorrekenen.
Als ik dat percentage op het aantal werkzame jaren loslaat, zien we dat deze jongere dus 30 procent van 46 jaar = 13,8 jaar van zijn leven werkt voor ‘zijn’ pensioen. Dat pensioen duurt – zo zagen we – gemiddeld nog 16 jaar. Hanteren we – ondanks de lagere voorspellingen van Syntrus Achmea – de norm van 70 procent van het gemiddelde inkomen, dan komt 17,3 jaar pensioneren overeen met (70 procent van 17,3 jaar =) 12,1 jaar werken. Maar deze jongere heeft zelfs 13,8 jaar voor zijn pensioen gewerkt! Deze jongere betaalt dus in absolute zin, dus als we het rendement niet eens meerekenen, zelfs al meer aan premie dan hij ooit terug zal ontvangen! Oftewel, hij krijgt nog niet eens zijn ingelegde geld terug aan pensioen…
Op pensioenoverzichten (zoalsmijnpensioenoverzicht.nl) is niet te zien hoeveel premie iemand uiteindelijk betaald heeft. Veel mensen zouden (terecht!) willen zien wat ze totaal betaald hebben. Toen de pensioenfederatiehiernaar gevraagd werd in een Zembla uitzendingwas het excuus dat het pensioenoverzicht hierdoor alleen maar complexer zou worden en dat dit cijfer ophoesten technisch heel ingewikkeld en duur was. “Tot op heden is het voor een pensioenfonds een irrelevant gegeven” zei de heer Riemen. Voor een pensioenfonds wellicht, maar voor een deelnemer die een fors deel van zijn salaris verplicht dient af te staan is dit zeer relevant. Zeker als hierdoor zichtbaar zou worden dat hij uiteindelijk niet eens zijn inleg terug krijgt. Daarom denk ik dat pensioenfondsen deze bedragen nooit gaan vermelden. Jongeren zullen hierdoor acuut het vertrouwen in ons pensioenstelsel opzeggen.
Niet voor niets zette ik de geboortejaren van Joop Hartog, Frank W. van den Berg en Peter Borgdorff erbij. Babyboomers hebben er belang bij het huidige stelsel in stand te houden en proberen jongeren gerust te stellen dat het allemaal wel goed komt. Die jongeren dienen hun aanstaande pensioen op te hoesten. Maar het komt niet goed en jongeren moeten in opstand komen. Voor de duidelijkheid: ikzelf ben geen jongere. Ik ben van de generatie X. Ik ben niet ‘voor jongeren’ of ‘tegen ouderen’. Ik ben wel tegen oneerlijkheid. En ons pensioenstelsel is buitengewoon oneerlijk en moet daarom op de schop.