“Ons pensioenstelsel is oneerlijk, star, paternalistisch en zijn doel voorbijgestreefd” (uit: ‘Het Nieuwe Werken aan je pensioen’)
Jongeren zijn zwaar de dupe van ons huidige pensioenstelsel. Ze moeten een hoger percentage van hun salaris in de pensioenpotten storten dan de huidige gepensioneerden gedaan hebben, ze beginnen vier jaar eerder met het betalen van pensioenpremie dan de huidige gepensioneerden, ze moeten minimaal twee (maar in de praktijk nog meer) jaar langer werken voordat ze met pensioen mogen, en het resultaat is een pensioen dat naar schatting niet veel meer zal zijn dan 50 procent van het gemiddeld verdiende salaris, zo berekende Syntrus Achmea een jaar geleden al. Hoe duidelijk kan het zijn dat jongeren zwaar, zelfs zeer zwaar de dupe zijn van ons oneerlijke pensioenstelsel?
Toch zijn er ook geluiden van mensen die het tegendeel beweren. Twee weken geleden verscheen op het economenforum ‘Me Judice’ het stuk ‘Eet ik het pensioen van mijn kinderen op? Wat een onzin!’ van Prof. Dr. Joop Hartog (1946). Hartog probeert met een onbegrijpelijke formule (voor mij althans, maar ik ben geen professor) duidelijk te maken dat hij niet teveel pensioen krijgt ten opzichte van de pensioenpremie die hij gedurende zijn carrière heeft betaald. En afgelopen week verscheen er een stuk in de Volkskrant met de titel ‘Jongeren krijgen het net zo goed als babyboomers’ van docent financiële economie Frank W. van den Berg (1948). Deze gooit het maar weer over de boeg van ‘de kunstmatig laag gehouden rekenrente’. Hij goochelt wat met cijfers en – dat weet deze visionair zelfs zeker – binnenkort gaat de rente omhoog en dan verdwijnen de pensioenproblemen als sneeuw voor de zon.
Ook pensioenfondsen proberen mensen met rekensommetjes gerust te stellen. Peter Borgdorff (1953), directeur pensioenfonds Zorg en Welzijn berekende in zijn blog dat een fictieve mevrouw Vermeer wel vijf maal zoveel aan pensioen ontvangt als zij ingelegd heeft. Twee maanden later rekende hij aan de hand van mevrouw Van Hall voor dat deze zelfs zes maal zoveel aan pensioenuitkering krijgt als ze ingelegd heeft. Zonder onderbouwing prognosticeerde Borgdorff dat dit voor jongeren nog steeds wel 3,5 maal zal zijn, maar op het verzoek dezelfde berekening voor een 25-jarige te maken kwam geen reactie. Pensioenfondsen beweren vaak dat het pensioen dat mensen krijgen maar voor 20 procent uit de inleg bestaat, en voor 80 procent uit het rendement dat het pensioenfonds heeft gemaakt. Misschien is dat zo voor de mensen die nu met pensioen gaan, maar voor jongeren die nu starten zeker niet. Dat jongeren zeer de dupe zijn toont het CPB aan in haar rapport ‘Voor- en nadelen van de doorsneesystematiek’. Hieruit blijkt dat jongeren voor bijna 100 miljard de ouderen subsidiëren. 100 miljard! Misschien is dit bedrag te groot om te bevatten, want ik heb n.a.v. dit rapport nauwelijks reacties van jongeren gezien of gehoord.
Ik zal daarom eens op een heel andere manier voorrekenen dat jongeren zwaar gedupeerd worden. We nemen een jongere die op zijn/haar 21ste gaat werken. Ik ga er vanuit dat de pensioenleeftijd 67 blijft (wat bijna niemand gelooft) en dat de resterende levensverwachting vanaf 67 gelijk blijft. De resterende levensverwachting is het aantal jaren iemand nog leeft na zijn 65ste. De resterende levensverwachting was in 2012 volgens het CBS voor mannen en vrouwen vanaf 65 jaar gemiddeld 19,3 jaar dus vanaf 67 is dat 17,3 jaar. De levensverwachting van iemand van 21 ligt overigens lager – je kunt immers ook overlijden voor je 67ste – maar ik reken toch met 17,3 jaren. Ik houd namelijk ook geen rekening met de overlijdensrisicopremie en dat zal elkaar redelijk opheffen. Dat betekent dat deze jongere 46 jaar lang zal werken – en premie zal betalen – en daarna nog gemiddeld 17,3 jaar pensioen en AOW zal ontvangen.
Hoeveel betaalt hij (samen met zijn werkgever) daarvoor? De AOW premie is 17,9 procent over de eerste twee belastingschijven. Als pensioenpremie reken ik met 25 procent, hetgeen op dit moment een beetje het gemiddelde is van een aantal grote pensioenfondsen (ABP, PFZW, PMT). Welk percentage van het totale inkomen iemand exact betaalt, is niet voor iedereen gelijk. Het hangt namelijk af van de hoogte van het salaris, maar grof gezegd komt het erop neer dat deze jongeman zo’n 30 procent van zijn totale inkomen kwijt is aan pensioen- en AOW-premies. DERTIG PROCENT! Er wordt wel eens gezegd ‘je werkt één dag per week voor je pensioen’. Eén dag per week zou betekenen 20 procent, dus 30 procent komt overeen met anderhalve dag. Anderhalve dag per week werk je dus voor je pensioen. Nou ja, jouw pensioen, voor het grootste deel het pensioen van een ander, zal ik voorrekenen.
Als ik dat percentage op het aantal werkzame jaren loslaat, zien we dat deze jongere dus 30 procent van 46 jaar = 13,8 jaar van zijn leven werkt voor ‘zijn’ pensioen. Dat pensioen duurt – zo zagen we – gemiddeld nog 16 jaar. Hanteren we – ondanks de lagere voorspellingen van Syntrus Achmea – de norm van 70 procent van het gemiddelde inkomen, dan komt 17,3 jaar pensioneren overeen met (70 procent van 17,3 jaar =) 12,1 jaar werken. Maar deze jongere heeft zelfs 13,8 jaar voor zijn pensioen gewerkt! Deze jongere betaalt dus in absolute zin, dus als we het rendement niet eens meerekenen, zelfs al meer aan premie dan hij ooit terug zal ontvangen! Oftewel, hij krijgt nog niet eens zijn ingelegde geld terug aan pensioen…
Op pensioenoverzichten (zoals mijnpensioenoverzicht.nl) is niet te zien hoeveel premie iemand uiteindelijk betaald heeft. Veel mensen zouden (terecht!) willen zien wat ze totaal betaald hebben. Toen de pensioenfederatie hiernaar gevraagd werd in een Zembla uitzending was het excuus dat het pensioenoverzicht hierdoor alleen maar complexer zou worden en dat dit cijfer ophoesten technisch heel ingewikkeld en duur was. “Tot op heden is het voor een pensioenfonds een irrelevant gegeven” zei de heer Riemen. Voor een pensioenfonds wellicht, maar voor een deelnemer die een fors deel van zijn salaris verplicht dient af te staan is dit zeer relevant. Zeker als hierdoor zichtbaar zou worden dat hij uiteindelijk niet eens zijn inleg terug krijgt. Daarom denk ik dat pensioenfondsen deze bedragen nooit gaan vermelden. Jongeren zullen hierdoor acuut het vertrouwen in ons pensioenstelsel opzeggen.
Niet voor niets zette ik de geboortejaren van Joop Hartog, Frank W. van den Berg en Peter Borgdorff erbij. Babyboomers hebben er belang bij het huidige stelsel in stand te houden en proberen jongeren gerust te stellen dat het allemaal wel goed komt. Die jongeren dienen hun aanstaande pensioen op te hoesten. Maar het komt niet goed en jongeren moeten in opstand komen.
Voor de duidelijkheid: ikzelf ben geen jongere. Ik ben van de generatie X. Ik ben niet ‘voor jongeren’ of ‘tegen ouderen’. Ik ben wel tegen oneerlijkheid. En ons pensioenstelsel is buitengewoon oneerlijk en moet daarom op de schop.